CONIFEREN 1 – INTRODUCTIE

CONIFEREN 1 – INTRODUCTIE

Van de Orde der Coniferen zijn wereldwijd maar liefst zo’n 600 soorten! Een aantal gedijen goed in Nederland, zoals bijvoorbeeld de Den, Ceder, Cypres en Spar. Bijna alle Coniferen zijn groenblijvend, winterbestendig en verdragen langdurige en strenge vorst. Ze worden zo’n 25 tot 30 meter hoog, met een kroonbreedte van zo’n 12 meter doorsnee bij volgroeide bomen.

In oerbossen en onder de juiste klimatologische omstandigheden, kunnen de bomen zo’n 500 jaar oud worden. Dan bereiken ze een lengte tussen de 30 en 40 meter, en heel oude exemplaren wel 50 meter. Een kleine groep Coniferen hebben echter een heester vorm en worden ongeveer 10 meter hoog.

Den, Ceder, Cypres en Spar zijn overigens de stamnamen van Conifeerfamilies. Zo is er bijvoorbeeld niet één soort Denneboom, maar meerdere. Een aantal overeenkomsten die ze dan hebben bepaalt dat de betreffende bomen tot de Dennenfamilie behoren. Echter, álle genoemde soorten behoren tot het bomenrijk der Coniferen! Maar, waarom is dat dan zo?

Kegeldrager
Het woord Conifeer stamt af van het Latijnse woord ‘Coniferae’ wat ‘Kegeldragenden’ betekent. Dit is afgeleid van ‘Conus’ zijnde ‘Kegel’, en van ‘Ferre’ of ‘Bher’ dat ‘Dragen’ betekent (‘Bher’ omvat de betekenis van vrucht of kinderen ‘dragen’ zoals bij een zwangerschap).

Ook in het Engels betekent ‘Cone’, ‘Kegel’, en in het Nederlands zien we de term eveneens terug in de wiskunde als ‘Conus’, zijnde:

‘Een meetkundig langwerpige vorm met een cirkel als grondvlak, uitlopend in een punt. Tussen de twee uiteinden van de kegel, bevindt zich aan de buitenzijde de krommende mantel, en binnenin de centrale verticale as.’

Per Conifeersoort verschilt de groei, grootte en positie van de kegels. De kegels staan op de takken, met het uiteinde naar boven of zijwaarts wijzend, of hangen er aan.

Taxonomie
Taxonomie is de systematische indelingsleer van de verscheidenheid van organismen op Aarde. Deze onderscheid zich in acht belangrijke taxonomische rangen:

Leven, Domein, Rijk, Stam, Klasse, Orde, Familie, Genus, en Soort.

Conifeer betekent dus ‘Kegeldrager’ en behoort in de taxonomische indeling tot de Orde der ‘Coniferales’, zijnde de ‘Kegeldraagachtigen’. Als beschrijvende plantennaam (wat ook voor bomen geldt), is taxonomisch standaard de Latijnse benoeming opgenomen als ‘Coniferae’.

Coniferen zijn windbloeiers. Zij behoren tot de klasse van ‘Zaadplanten’ (Spermaphyta), in de categorie ‘Naaktzadigen’ (Clade ‘Gymnospermae’). Tevens kunnen Coniferen eenhuizig of tweehuizig zijn. Dat heeft betrekking op het voortplantingsmechanisme van de bomen, wat in de kegels vertegenwoordigd is. (Meer informatie hierover is verwerkt in deel 3 van deze artikelenreeks getiteld ‘Kegels en Strobili’)

Wereldwijd
Coniferen groeien grotendeels in gematigde klimaatzones en komen in alle werelddelen voor. In subtropische en mediterrane delen van de wereld, groeien de bomen op hoger gelegen gebieden in de bergen waar het koeler is. Van nature en in het juiste klimaat, groeien de bomen in grote getale bij elkaar als bos of woud, zoals in de Amerikaanse en Canadese oerbossen, de Scandinavische landen, de Duitse wouden en de Siberische Taiga’s.

Geschiedenis
In 2011 zijn nabij Utrecht tijdens opgravingen resten van Dennebomen alsmede loofbomen gevonden, die volgens schatting 1,2 miljoen jaren oud zijn. Deze boomsoort komt dus van nature ook in Nederland voor. In België en Duitsland zijn nog een aantal plekken waar deze restanten van oerbossen voorkomen in grondlagen van het ‘Tertiair Boven-Plioceen’ of ‘Kwartair Onder-Pleistoceen’. In Amerika en Canada zijn zelfs nog levende Conifeer reuzen die duizenden jaren oud zijn (zie deel 6 van deze artikelenreeks).

Ligniet
Dit zijn brokken niet volledig vergaan prehistorisch hout in de vorm van bruinkool, wat een roodbruine kleur heeft, en ook wel ‘spriet’, ‘ligniet’ of ouderwets ‘prits’ wordt genoemd. Deze brokken bestaan uit stukken takken en gedeeltes van boomstammen van soms wel een halve meter lang. Nog oudere humuslagen van oerboslagen zijn verder ingedikt, van zachte veenlaag tot bruinkool verhard, waarna het tot het zwarte steenkool is verworden. Deze mineraalrijke grond heeft een hoog zwavelgehalte en is de laatste eeuw veel als brandstof gebruikt.

Plaatsnamen
Veel plaatsnamen in Nederland verwijzen nog naar de van oorsprong aanwezige bossen en wouden, zoals ‘Midwoud’ in Noord Holland, of ‘Den Bosch’ (tegenwoordig ‘s-Hertogenbosch) in Brabant (met aangrenzend oeroud natuurgebied ‘Het Bossche Broek’. Het ‘broek’ in plaatsnamen duidt op een stroomgebied). Zelfs heden ten dage in ons opgewarmde klimaat én in de lagere landen van Nederland, zelfs een paar meter beneden zeeniveau, doen Coniferen het prima! Helaas zijn de hier van oorsprong groeiende wouden allemaal verdwenen.

Terugloop
Dit is historisch zo verlopen om allerlei redenen, hele steden zijn gebouwd op de grote stammen van eeuwenoude bomen als heipalen verwerkt, en de laatste decennia kunnen we daar nog nieuwe factoren aan toevoegen, zoals bevolkingsgroei, intensieve veehouderij en economische kaalslag, terugloop van de natuur door klimatologische omstandigheden (stormen, overstromingen en bosbranden), te flexibele wetgeving omtrent kapvergunningen, onvoldoende herbeplanting en de introductie van cultivars (bijvoorbeeld voor versnelde houtkweek).

Toekomst?
Het is derhalve wellicht voor het eerst in de geschiedenis dat mensen voor de vraag van grootschalige nieuwe aanplant van bos zijn komen te staan. We hebben er dus nooit eerder op deze wijze over hoeven na te denken! Maar op zich kunnen we dat wel doen. Hoe zouden wij willen dat onze toekomst er uitziet?

© 2019 | Margreet Wilschut
www.margreetotto.net

U las:
CONIFEREN 1 – INTRODUCTIE
Klik op onderstaande linken voor de volgende delen:
CONIFEREN 2 – FUNCTIE EN NUT
CONIFEREN 3 – BLAD EN LOOF
CONIFEREN 4 – KEGELS EN STROBILI
CONIFEREN 5 – FAMILIES
CONIFEREN 6 – KWEKEN
CONIFEREN 7 – KIEMEN