VERLICHTING

VERLICHTING

Nou heb ik het niet zo op snuisterijen die vaak afgestoft moeten worden. En alhoewel ik enige decoratie zeker waardeer, en het ook graag gezellig maak, hou ik het meestal vrij simpel. Maar de mozaïek lichtjes die ik een tijdje geleden kocht, zijn echt leuk!

Het zijn kleine glazen bollen met een lampje er in, die elk een metalen dekseltje met mini zonnepanelen bevatten. Dus die zet je buiten, of in de vensterbank op een zonnige plek om op te laden, en ’s avonds en ’s nachts heb je een soort van kaarslicht. Het is iets feller, je kan er bij wijze van spreken een boek bij lezen als je de tekst er dicht bij houdt. Maar zo knus!

Verwondering
En had ik dus laatst opeens zo’n gevoel van verwondering. Toen ik ’s avonds in het donker lekker kneuterig naar de lichtjes aan het staren was. Ik dacht, hoe bestaat het, je hebt gewoon ’s nachts zonlicht. Ik zit naar opgeslagen zonlicht te kijken. In m’n huiskamer. En dat vind ik zó bijzonder!

Oceanië
En mijn tweede aha moment is in feite een soort van ‘lumineus’ idee (vind ik zelf :-). Dat was toen ik overdags het mozaïek patroon van de glazen bollen houders bekeek, en dacht, oh ja, zó zou je ook nog de basis voor het energie grid om de Aarde heen kunnen aanleggen:

Drie brede horizontale banen rondom de aarde, één rondom de evenaar, één in het noorden en één in het zuiden. Zie het onderstaande blauw gekleurde mozaieken lampje even als onze aardbol, en je kijkt nu dus op Oceanië (wat ongeveer 70% van het Aarde oppervlak in beslag neemt):


Tegenlicht

Geïnspireerd ooit door een pionier uitzending van het TV programma Tegenlicht ‘Here comes the Sun’, over zonne centrales, vind ik zo’n energiegrid rondom de Aarde toch een uitkomst.

Maar ook andere iniatieven vind ik interessant, zoals intelligent ingenieurswerk van organisaties met betrekking tot grote zonne-energie centrales, en andere toepassingen, zoals natuurcentrales aangesloten op bijvoorbeeld getijdestroom, het gebruik van ondiepe aardlagen voor warmte levering, en de toepassing van wind turbines hier en daar.

Direct Stroom
Maar waarom de nadruk op zonne energie? Omdat op Aarde altijd wel ergens de zon schijnt, en de energie dus via een symmetrisch grid van 3 horizontale banen, en meerdere vertikale over de hele aardbol, zich eenvoudig en gestructureerd kan laten distribueren via directstroom.

Directstroom is een vrije vertaling van het Engelse ‘Direct Current’ DC, wat gelijkstroom is. Het stroomt maar één richting uit (in tegenstelling tot wisselstroom). Het zou als zodanig via een onderliggend hexagonaal grid gedistribueerd kunnen worden. Zo heb je dus altijd het energie-vraag-en-aanbod op elkaar afgestemd, want DC gaat bijna zo snel als het licht en vergt geen opslagcapaciteit.

Energie leverantie
Zo vraag ik me ook af, of zo’n systeem gebruikt zou kunnen worden voor de energie leverantie aan hectare dorpen. Dat zou er ongeveer zo uit kunnen zien: Twee connectie punten voor energie leverantie per dorpskavel, welke uit maximaal 150 hectaren mag bestaan. De twee energie connectie punten verdelen de energie evenredig over het dorp.

Wanneer het dorpskavel de vorm heeft van een regelmatige zeshoek, dient één hoekpunt gericht te zijn naar het geografische noorden van de Aarde, en wijst het tegenoverliggende hoekpunt dus naar het zuiden. Één energie connectie unit is halverwege de hoekpunt in het noorden, en de andere halverwege de punt in het zuiden. Vandaar uit kan dan zo’n heel dorp van energie worden voorzien.

Transport en vervoer
Het wereld wijde energiegrid zou ook kunnen worden gebruikt voor een internationaal transportnet ten gunste van onze hoge snelheid spoorwegsystemen (en om het internationale toeristische luchtverkeer te reduceren).

Zelf denk ik dat dit de toekomst heeft, misschien is het nog ver, want het zal ook wel even duren voordat de mensheid een bepaalde ‘staat van verlichting’ heeft bereikt om in georganiseerd verband zoiets voor elkaar te krijgen. Met betrekking tot de verlichting zou je dus geconcludeerd kunnen hebben met een dubbele beeldspraak van doen te hebben!

Resource based economy
Laten we alsjeblieft stoppen met onze medemensen, de natuur en de aarde uit te buiten via allerlei verdienmodellen. Zullen we in plaats daarvan pogen om de voorwaarden te scheppen voor alle mensen om kwaliteit van leven te genereren, terwijl we simultaan ook de natuur op Aarde in ere herstellen? Want de ‘resource based economy’ is toch in opkomst.

Een ‘op hulpbronnen gebaseerde economie’ is in feite gebaseerd op arbeid, alsmede het gebruik van alle natuurbronnen én het bewerkstelligen van een overvloedige regeneratie er van.

Dus we kunnen ons ook gaan richten op: de natuur respecteren, regenereren, infiltreren, repareren, re-creëren, organiseren, co-creëren alsmede het distribueren van de natuur. Dat is toch zonneklaar? Dus komen gaat het.

Electrische velden
Bovendien, zonnepanelen op daken van woningen en kantoorgebouwen zijn toch niet je van hét, omdat deze straling afgeven aan degenen die er onder wonen en werken, vanwege het electrische veld wat ze opwekken. Althans zo heb ik dat van deskundigen begrepen. Daarbij brengt het installeren van zonnepanelen op oneindig veel gebouwen, veel meer arbeid met zich mee misschien, dan als wij ons als mensheid centraal organiseren.

Levende Aarde
Nog een ander voordeel van de aanleg van drie van die banen rondom onze planeet, en dat is denk ik de hoofdreden waarom ik dat opeens in die lichtjes zag, is omdat het voor de Aarde zélf, als levend organisme, heel belangrijk is, dat de energie opwekking op een evenredige manier rondom de aardbol plaatsvind, omdat er tja…, wellicht dus een soort energetische pieken onstaan bij alle grootschalige plekken van energieopvang.

Ongewenste straling
Ik kan me voorstellen dat er dan grote electrische velden zouden kunnen ontstaan, die in combinatie met weerkaatsing van het zonlicht, een bepaalde schittering afgeven in de atmosfeer, die als een soort mini brandpunten zouden kunnen werken, die in grote hoeveelheid wellicht een soort bijeffect zouden kunnen bewerkstelligen.

Misschien heeft dat met straling te maken die vrijkomt door de electriciteits opwekking, of omdat een gedeelte van het opgevangen zonlicht bij voorbeeld niet zou kunnen worden gekanaliseerd? Ik zou er wel meer van af willen weten.

Wellicht is het ook in combinatie met de toegenomen temperatuur op Aarde, en een dunnere stratosfeer / ozonlaag, waardoor de zon ook intensiever effect heeft, vooral in de landen en werelddelen waar temperaturen voor weken of maanden boven de 40C kunnen oplopen.

Energetisch niveau
Of, en dat kan gek klinken: Misschien heeft het ook met een soort van energetisch niveau te maken, want zonlicht is immers een levende energie, het heeft een bewustzijn, om het zo maar te zeggen. En is het voor de Aarde zelf ook beter als die energiestromen gebalanceerd zijn. Bijna als een soort meridiaan energie. Zoiets?

Onze vogels
En dan zou je nog kunnen kijken of zulke centrales op grote schaal vanwege bijvoorbeeld de electrosmog ook invloed kunnen hebben op de trek van vogels enzo.

Zonne kracht
Alles bij elkaar bevat dit artikel misschien een beetje ongewone redenaties, en ik kan dat als leek verder ook niet goed onderbouwen, want ik heb daar de technische ‘know how’ niet voor. Maar toch, de gedachte intrigeert me! En bedenk ook, de zon stuurt ons geen rekening…

© 2019 | Margreet Wilschut
www.margreetotto.net

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

OOGST MAAN

OOGST MAAN

Vandaag op zaterdag 14 september was het volle maan om 06:33 uur. Deze stond -volgens diverse internet bronnen- ook het verst weg van de aarde, met haar ‘apogeum’ punt op 406377 km afstand. Daarom zag deze micromaan er ongeveer 7% kleiner uit, en was zelfs 15% minder helder dan de gemiddelde volle maan!

Voor ons op het halfrond in het noorden, markeert deze maan ook het einde van de zomer.
’s Avonds verschijnen al de eerste tekenen van de herfst, met merkbaar afnemende daglichturen, terwijl reeds vooruit gesnelde frisse windvlagen van koelere stromingen, zich een weg marmeren door de nog warme lucht uit het zuiden, die we deze week hebben.

Aequinoctium Autumnale
Deze volle maan is ook vlak voor de equinox op maandag 23 september om 9:50 uur, wanneer de zon recht boven de evenaar staat. In het Latijn heet het ‘Aequinoctium Autumnale’, waarbij de zon precies in het oosten opgaat en in het westen ondergaat, terwijl dag en nacht even lang zijn. Ik vind de kalender en het radarwerk van ons hemels firmament altijd belangrijk!

Boeren zorgen er meestal voor dat hun laatste gewassen rond deze tijd worden geoogst, wat op de 23e september dus tevens het begin van de astronomische herfst is, omdat het aantal zonuren afneemt en de temperaturen ’s nachts kunnen dalen. Maar vóór de klimaatverandering, vond de eerste nachtvorst meestal pas halverwege November plaats, terwijl vorig jaar september 2018 de weergoden besloten om de nachtvorst een maand eerder dan gemiddeld te laten intreden.

Het woord ‘herfst’ zou overigens etymologisch wel eens verband kunnen hebben met het Engelse woord ‘harvest’. Maar of dat nog te herleiden valt weet ik niet, en bovendien, het is nog geen herfst! En hoewel juli en augustus belangrijke oogstmaanden zijn voor hooi en veel gewassen, buigen de takken van mijn jonge appelboompje nu echt onder het gewicht van de inmiddels roodgekleurde appels. Dus alles is goed. Daarnaast zouden we ook nog een ‘Indian summer’ kunnen krijgen, als de eerder genoemde goden besluiten om in ons voordeel te handelen.

Seizoenen?
En iedereen heeft het inmiddels wel gemerkt, tegenwoordig zijn de seizoenen minder karakteristiek en uitgesproken, vaker met grillige patronen van warmere winters en langdurige kou in het voorjaar, soms afgewisseld met het tegenovergestelde: hete zomerdagen in het vroege voorjaar.

En alhoewel ik van alle seizoenen houd, zou ik ze liever weer hebben zoals ze waren van vóór de klimaatverandering, die toen nog geen significante of ingrijpende impact had. Eerlijk gezegd, als het weerpatroon dan tóch veranderen moet, zou ik in plaats daarvan liever het grootste deel van het jaar de zomer verkiezen -en van de tropen hou ik ook-, met alleen de herfst voor één maand, en een goede koude en witte winter voor drie maanden, en dat is het dan wat mij betreft.

Nostalgisch gevoel
Maar nu is alles uit balans, en voor velen is er een nostalgisch gevoel van verlangen naar het seizoensgebonden weer van vroeger, maar is er ook een gevoel van verlies. Dat is voor degenen onder ons die reeds gealarmeerd zijn door de intense klimaatverandering met overstromingen en tegenovergestelde periodes van langdurige droogte en hitte, wat overal ter wereld gaande is. Wij kunnen misschien zelfs verdriet hebben, of stress ervaren, vanwege de vernietiging van grote natuurlijke habitats in vele delen van de wereld. Ik veronderstel dat we ons op de een of andere manier er toe zullen moeten verhouden.

Maar…
Laten we desalniettemin de laatste significante oogstmaand van deze zomer vieren, met een knipoog naar de herfst, want er is nog zoveel overvloed en goeds op deze Aarde! Er is zelfs ruim voldoende voor alle levende wezens, als wij dat zouden willen, en wellicht zouden kunnen veroorzaken.

Maar… willen en kunnen we dat ook?

© 2019 | Margreet Wilschut
www.margreetotto.net

*******

Painting – The Silver Apples Of The Moon, 2018
Acrylic on canvas 30.5 x 30.5 cm ~ Catherine Hyde

CONIFEREN 1 – INTRODUCTIE

CONIFEREN 1 – INTRODUCTIE

Van de Orde der Coniferen zijn wereldwijd maar liefst zo’n 600 soorten! Een aantal gedijen goed in Nederland, zoals bijvoorbeeld de Den, Ceder, Cypres en Spar. Bijna alle Coniferen zijn groenblijvend, winterbestendig en verdragen langdurige en strenge vorst. Ze worden zo’n 25 tot 30 meter hoog, met een kroonbreedte van zo’n 12 meter doorsnee bij volgroeide bomen.

In oerbossen en onder de juiste klimatologische omstandigheden, kunnen de bomen zo’n 500 jaar oud worden. Dan bereiken ze een lengte tussen de 30 en 40 meter, en heel oude exemplaren wel 50 meter. Een kleine groep Coniferen hebben echter een heester vorm en worden ongeveer 10 meter hoog.

Den, Ceder, Cypres en Spar zijn overigens de stamnamen van Conifeerfamilies. Zo is er bijvoorbeeld niet één soort Denneboom, maar meerdere. Een aantal overeenkomsten die ze dan hebben bepaalt dat de betreffende bomen tot de Dennenfamilie behoren. Echter, álle genoemde soorten behoren tot het bomenrijk der Coniferen! Maar, waarom is dat dan zo?

Kegeldrager
Het woord Conifeer stamt af van het Latijnse woord ‘Coniferae’ wat ‘Kegeldragenden’ betekent. Dit is afgeleid van ‘Conus’ zijnde ‘Kegel’, en van ‘Ferre’ of ‘Bher’ dat ‘Dragen’ betekent (‘Bher’ omvat de betekenis van vrucht of kinderen ‘dragen’ zoals bij een zwangerschap).

Ook in het Engels betekent ‘Cone’, ‘Kegel’, en in het Nederlands zien we de term eveneens terug in de wiskunde als ‘Conus’, zijnde:

‘Een meetkundig langwerpige vorm met een cirkel als grondvlak, uitlopend in een punt. Tussen de twee uiteinden van de kegel, bevindt zich aan de buitenzijde de krommende mantel, en binnenin de centrale verticale as.’

Per Conifeersoort verschilt de groei, grootte en positie van de kegels. De kegels staan op de takken, met het uiteinde naar boven of zijwaarts wijzend, of hangen er aan.

Taxonomie
Taxonomie is de systematische indelingsleer van de verscheidenheid van organismen op Aarde. Deze onderscheid zich in acht belangrijke taxonomische rangen:

Leven, Domein, Rijk, Stam, Klasse, Orde, Familie, Genus, en Soort.

Conifeer betekent dus ‘Kegeldrager’ en behoort in de taxonomische indeling tot de Orde der ‘Coniferales’, zijnde de ‘Kegeldraagachtigen’. Als beschrijvende plantennaam (wat ook voor bomen geldt), is taxonomisch standaard de Latijnse benoeming opgenomen als ‘Coniferae’.

Coniferen zijn windbloeiers. Zij behoren tot de klasse van ‘Zaadplanten’ (Spermaphyta), in de categorie ‘Naaktzadigen’ (Clade ‘Gymnospermae’). Tevens kunnen Coniferen eenhuizig of tweehuizig zijn. Dat heeft betrekking op het voortplantingsmechanisme van de bomen, wat in de kegels vertegenwoordigd is. (Meer informatie hierover is verwerkt in deel 3 van deze artikelenreeks getiteld ‘Kegels en Strobili’)

Wereldwijd
Coniferen groeien grotendeels in gematigde klimaatzones en komen in alle werelddelen voor. In subtropische en mediterrane delen van de wereld, groeien de bomen op hoger gelegen gebieden in de bergen waar het koeler is. Van nature en in het juiste klimaat, groeien de bomen in grote getale bij elkaar als bos of woud, zoals in de Amerikaanse en Canadese oerbossen, de Scandinavische landen, de Duitse wouden en de Siberische Taiga’s.

Geschiedenis
In 2011 zijn nabij Utrecht tijdens opgravingen resten van Dennebomen alsmede loofbomen gevonden, die volgens schatting 1,2 miljoen jaren oud zijn. Deze boomsoort komt dus van nature ook in Nederland voor. In België en Duitsland zijn nog een aantal plekken waar deze restanten van oerbossen voorkomen in grondlagen van het ‘Tertiair Boven-Plioceen’ of ‘Kwartair Onder-Pleistoceen’. In Amerika en Canada zijn zelfs nog levende Conifeer reuzen die duizenden jaren oud zijn (zie deel 6 van deze artikelenreeks).

Ligniet
Dit zijn brokken niet volledig vergaan prehistorisch hout in de vorm van bruinkool, wat een roodbruine kleur heeft, en ook wel ‘spriet’, ‘ligniet’ of ouderwets ‘prits’ wordt genoemd. Deze brokken bestaan uit stukken takken en gedeeltes van boomstammen van soms wel een halve meter lang. Nog oudere humuslagen van oerboslagen zijn verder ingedikt, van zachte veenlaag tot bruinkool verhard, waarna het tot het zwarte steenkool is verworden. Deze mineraalrijke grond heeft een hoog zwavelgehalte en is de laatste eeuw veel als brandstof gebruikt.

Plaatsnamen
Veel plaatsnamen in Nederland verwijzen nog naar de van oorsprong aanwezige bossen en wouden, zoals ‘Midwoud’ in Noord Holland, of ‘Den Bosch’ (tegenwoordig ‘s-Hertogenbosch) in Brabant (met aangrenzend oeroud natuurgebied ‘Het Bossche Broek’. Het ‘broek’ in plaatsnamen duidt op een stroomgebied). Zelfs heden ten dage in ons opgewarmde klimaat én in de lagere landen van Nederland, zelfs een paar meter beneden zeeniveau, doen Coniferen het prima! Helaas zijn de hier van oorsprong groeiende wouden allemaal verdwenen.

Terugloop
Dit is historisch zo verlopen om allerlei redenen, hele steden zijn gebouwd op de grote stammen van eeuwenoude bomen als heipalen verwerkt, en de laatste decennia kunnen we daar nog nieuwe factoren aan toevoegen, zoals bevolkingsgroei, intensieve veehouderij en economische kaalslag, terugloop van de natuur door klimatologische omstandigheden (stormen, overstromingen en bosbranden), te flexibele wetgeving omtrent kapvergunningen, onvoldoende herbeplanting en de introductie van cultivars (bijvoorbeeld voor versnelde houtkweek).

Toekomst?
Het is derhalve wellicht voor het eerst in de geschiedenis dat mensen voor de vraag van grootschalige nieuwe aanplant van bos zijn komen te staan. We hebben er dus nooit eerder op deze wijze over hoeven na te denken! Maar op zich kunnen we dat wel doen. Hoe zouden wij willen dat onze toekomst er uitziet?

© 2019 | Margreet Wilschut
www.margreetotto.net

U las:
CONIFEREN 1 – INTRODUCTIE
Klik op onderstaande linken voor de volgende delen:
CONIFEREN 2 – FUNCTIE EN NUT
CONIFEREN 3 – BLAD EN LOOF
CONIFEREN 4 – KEGELS EN STROBILI
CONIFEREN 5 – FAMILIES
CONIFEREN 6 – KWEKEN
CONIFEREN 7 – KIEMEN

CONIFEREN 2 – FUNCTIE EN NUT

CONIFEREN 2 – FUNCTIE EN NUT

Coniferen groeien van nature in bossen, maar kunnen ook goed als solitaire bomen fungeren, bijvoorbeeld in parken, in een bomenrij, of als omheining. En behalve als solitair bij huizen en hoge gebouwen, sieren de bomen ook  groepsgewijs of als mini bos, parken en plantsoenen. Coniferen kunnen tevens in een bomenrij aangeplant worden langs wegen, en fungeren zelfs uitstekend als omheining van een landgoed of landbouwgrond.
 
Bomen als geluidswal, windwering en filterwand

Als bomenwal rondom steden en langs snelwegen, zijn Coniferen de beste keus om meerdere redenen. Omdat de bomen groenblijvend zijn, behouden ze het hele jaar door bepaalde specifieke functies. Zo kunnen de bomen functioneren als buffer voor wind en geluid, maar ook eventuele en ongewenste ’trace chemicaliën’ tegenhouden door de dichtbegroeide groene kronen. Zulke deeltjes kunnen bijvoorbeeld roetdeeltjes van uitlaatgassen zijn, maar ook de microscopische slijtage van rubber autobanden, en daarnaast fabrieksuitsoot.

Zuurstofproductie
Bomen zijn ook een levensnoodzaak. Veel van de zuurstof die wij inademen is afkomstig van grote bossen in Europa, maar ook van andere werelddelen. Door de draaiing van de Aarde, bereikt de zuurstof die is geproduceerd in andere werelddelen, ons binnen een paar uren.

Maar met de intensieve boskap en het afsterven van zuurstof producerende algen in onze oceanen wegens watervervuiling, alsmede bosbranden op grote schaal wereldwijd, kan onze zuurstofvoorziening ernstig worden bedreigd. Er is dus alleen maar voordeel te behalen met de aanplant van bomen, zowel in de vorm van bossen, als ook in de vorm van boslandbouw en natuur inclusieve landbouw.

Natuurherstel
Naast de productie van zuurstof (O2), zuiveren bomen en bossen ook lucht middels opname van koolzuurgas (CO2), ontstaat er bodemherstel en wordt de watercirculatie in ons ecosysteem gehandhaafd. Dat gebeurt middels fotosynthese in het bladgroen, waarin onder invloed van zonlicht suiker wordt gevormd wat via de bastvaten door de hele boom heen wordt verspeid, en ook neerwaarts via de stam de wortels bereikt.

Tevens wordt door de wortels regenwater diep uit de grond opgezogen, en verloopt het watertransport opwaarts door de stam naar het bladerdak, en verdampt het water (H2O) aldaar naar gelang de temperatuur, via het bladgroen. Dit is dus een zelfregulerend mechanisme wat de water- en zuurstof kringloop in balans houdt. Zo dragen bomen ook bij aan een herstel van de etherische balans van de aarde-atmosfeer.

Bodemverrijking
Bodemverrijking vindt plaats vanwege de opbouw van een humuslaag en het myceleum in de loop der jaren. Dit ontstaat mede door de vallende bladeren in de winter die de bodem van voedingsstoffen voorzien. Ook perma-cultuur, waaronder de techniek van het snoeien en uitstrooien van takken over de bodem, en het laten liggen van afvalhout, geeft een verrijking van de grond.

Schaduwvorming
Last but not least, hoge bomen vangen veel wind, maar werpen ook hun schaduw af. Plaats deze bomen dus niet vlak bij huis of weg. Een richtlijn voor de minimale afstand zou kunnen zijn, de maximale hoogte van de volgroeide bomen. Zo is er ook bij storm minder gevaar wanneer ze omwaaien.

Logischerwijs worden bomen ook niet op plekken gezet waar je in hun slagschaduw juist overwegend zon zou willen. Anderzijds kunnen bijvoorbeeld voedselvoorraad schuren, hooibergen, komposthopen, uitoopweiden voor vee tijdens zomerhitte, of wát dan ook een eventuele bestemming zou kunnen zijn, juist heel goed gedijen in de halfschaduw.

Daarbij geldt dat in het noorden en oosten ten opzichte van het object (in dit geval de hoge bomen), alleen in de ochtenduren zonlicht is. Hoe dichterbij het hoge object (bijvoorbeeld de hoge bomen of het huis), hoe langduriger de schaduw voor de rest van de dag.

Temperatuur regulatie
Daarnaast zorgen bomen en bosvorming door de schaduwvorming onder het bladerdak ervoor dat dorpen en steden aangename temperaturen behouden bij hete zomers. In de bebouwde kom zijn Coniferen als heesters wellicht een uitkomst langs wegen, omdat deze lager zijn en soms ook meerstammig, dus minder snel omwaaien.

Anderzijds zijn er ook prachtige Groenblijvende loofbomen en verdienen deze misschien de voorkeur. Sommige Coniferen zoals de Taxus Baccata produceren bessen die niet eetbaar zijn voor de mens, en horen derhalve niet in stad of park thuis.

Conifeer bossen van Dennebomen en Ceders echter, vormen het gehele jaar door een habitat voor het dierenrijk, en zijn mooie recreatiegebieden voor de mens.

Groei
Coniferen groeien vooral in hun eerste levensjaren heel langzaam. Zij gedijen  goed in de halfschaduw, wat is te zien aan dichtbegroeide authentieke oerbossen van slechts één Conifeersoort.

Bij jonge aanplant van bos, of voor een omheining, kunnen jonge bomen het beste op ruime afstand zig-zag voor elkaar worden geplaatst, en op zo’n onderlinge afstand dat er rekening wordt gehouden met de toekomstige volgroeide groene kronen die van alle kanten uitdijen en naar elkaar toegroeien. Dat is tevens per Conifeersoort verschillend. De kroon van een Fijnspar wordt hoog maar blijft smal in omvang, terwijl het groene dak van een Ceder of Den veel breder is.

De groei gaat overigens het best in de halfschaduw van andere bomen, en hiertoe kunnen ook sneller groeiende loofbomen dienen. Op de lange termijn echter dienen deze verwijderd te worden aangezien de twee verschillende loofsoorten niet goed naast elkaar gedijen. Een goede keus zou dan kunnen zijn een loofboom te kiezen voor de productie van hout.

Schuttinghoogte
Bij hoge ouderdom van Coniferen, of na langdurige periodes van aanhoudende droogte, worden de stammen soms kaal aan de onderkant door het afvallen van een paar onderste takken. Veel loofboomsoorten hebben overigens ook kale stammen en geen begroeiing aan de onderkant. Bij een omheining kan de zo ontstane doorkijk op ooghoogte, eventueel opgevangen worden met de aanplant van heesters en struiken en bomen die eenmaal volgroeid veel lager zijn, waardoor ook een dichte begroeiing op schuttinghoogte aanwezig is. Deze dienen echter op voldoende afstand van de Coniferen geplaatst te worden. Zo zou er bijvoorbeeld heel goed een weg tussen de verschillende soorten bomen aangelegd kunnen worden.

Recreatie
Bosaanplant vormt ook een verrijking van onze leefomgeving. Het geeft niet alleen een aangename groene aanblik het hele jaar door, maar vormt ook gelegenheid tot recreatie voor de mens! Niks fijner dan een boswandeling en de geuren opsnuiven van het bos.

Massale aanplant
Middels het nieuwe hectarebeheer zal massale bosaanplant versneld van start gaan, en wellicht het snelst gerealiseerd worden, omdat de grootst denkbare groep mensen zich er dan met passie en alle beschikbare vrije tijd voor inzet. Uiteraard kan dat ook meteen gebeuren in de huidige structuur overal waar ruimte beschikbaar is.

Maar stel je nou eens voor dat er in Nederland 1 miljoen hectaren (1.000.000 ha.) landbouwgrond beschikbaar worden gesteld voor beheer van hectare-units voor kleinschalige boerenbedrijven en families.

Waneer men gemiddeld 200 bomen per hectare plant en 50 fruitbomen, dan komen we uit op een aantal van 200 miljoen bomen. Want 200 bomen per hectare -of 250 bomen waarvan 50 vruchtbomen-, maal 1.000.000 ha. is in totaal 200.000.000 bomen!

En hoeveel bomen zouden dat op deze wijze wereldwijd kunnen zijn? Een biljoen bomen? Dat is een 1 met 12 nullen.

© 2019 | Margreet Wilschut
www.margreetotto.net

*******
Klik op een link voor het vorige of volgende deel:

CONIFEREN 1 – INTRODUCTIE
CONIFEREN 2 – FUNCTIE EN NUT
Lees verder:
CONIFEREN 3 – BLAD EN LOOF
CONIFEREN 4 – KEGELS EN STROBILI
CONIFEREN 5 – FAMILIES
CONIFEREN 6 – KWEKEN
CONIFEREN 7 – KIEMEN

CONIFEREN 3 – BLAD EN LOOF

CONIFEREN 3 – BLAD EN LOOF

Het ‘blad’ van Coniferen kan zowel breed als heel smal zijn. De smalle variant heeft gemiddeld een doorsnee van 1 mm tot 3 mm. De lengte van dit loof verschilt van ongeveer 1½ cm tot 15 cm. Op deze lengteschaal wordt het hier beschreven als ‘kort’, ‘middelgroot’ of ‘lang’. De lange verse is afgebeeld op de foto bij dit artikel, dit is het blad van de Siberische Denneboom, in het Latijns de ‘Pinus Siberica’. (Foto: Ringing Cedars Russia).

Het smalle loof vormt de groene bedekking van de meeste Conifeersoorten, en soms van de stam, wat je in zekere zin ook zou kunnen zien als ‘de bekleding’ of ‘de vacht’ van de boom. De omschrijving van dit bladtype met ‘naald’, is in feite niet helemaal juist. Het blad van de Conifeer is ‘phyto’, dus van plantstof. Daarom zouden we dit type blad ook ‘Conifeerblad’ kunnen noemen, of gewoon ‘blad’, zoals we eveneens doen met de bladeren van loofbomen. Dit artikel bevat tevens een verdere uitleg over hoe we ze ook anders kunnen specificeren.

Fotosynthese
Maar eerst gaan we in op wat de plantstof ‘phyto’ groen maakt. Dat is de stof chlorofyl, welke in alle bladeren de groene kleur vormt, en welke de fotosynthese bewerkstelligt. Dit bladgroen neemt zonlicht op (als microscopisch kleine zonnecellen) en is daarmee energieleverancier voor het proces van de fotosynthese.

Hierbij dienen koolstofdioxide (CO2) uit de lucht, en water uit de bodem en lucht, als toevoerstroom voor omzetting tot zuurstof, koolhydraten (suiker) en andere phytonutriënten, voor de boom zelf en de omgeving. Deze geeft tevens zuurstof en andere etherische componenten af aan de atmosfeer, zoals bij de meeste Coniferen de welriekende harsgeur.

Conifeerblad
De meeste Conifeer families hebben smalle bladeren met een houtachtige, of stevige hooi-achtige structuur, maar het langere smalle denneblad is bijvoorbeeld flexibel in textuur omdat het kan buigen. Coniferen met brede bladeren zien we bij alle Cypressoorten. Hieronder worden zowel het smalle blad als het brede blad verder gespecifieerd.

Het smalle blad
Structuur en textuur van het smalle loof kan per Conifeersoort nogal verschillen. Zoals eerder genoemd, van sommige smalle bladvormen is het blad slechts 1 1/2 cm kort, met een dikte van 2 mm, stevig van structuur en scherp gepunt, ander smal loof is middelgroot of lang, soms meer buigzaam of afgeplat, met een afronding aan het uiteinde.

Het smalle bladtype van bijvoorbeeld de Den en Spar, zouden we ook kunnen omschrijven als ‘smalblad’ of ‘smalloof’. Het hangt af van het type Conifeer familie of dit  smalle blad enkelvoudig of pluksgewijs aan de tak groeit.
Overigens, in het Engels schrijf je het woord smal met één ‘l’ meer, en heeft het ‘small’ zowel de betekenis van ‘smal’ als ‘klein’.

Het brede blad
De brede vormen van Conifeerblad zien we bij de Cypresfamilie. Dit loof groeit uitwaaierend aan de tak, is breed en plat gevormd met inkepingen, en heeft een zachte en buigzame textuur. Hierdoor onderscheid deze Conifeer zich van zowel alle andere Coniferen die smal loof hebben, als óók van de zogenoemde loofbomen die vaak in de winter hun blad verliezen, zoals Fruitbomen, Notenbomen, of bomen zoals Berk, Eik en Es. De omvang en textuur van het blad van deze loofbomen verschilt immers van het Conifeerloof.

Specificatie
Met dit nieuwe onderscheid kunnen we dus zowel het smalle als brede blad van de Conifeer als Conifeerblad benoemen, en daarna eventueel een specifieke aanduiding geven om welke soort het gaat. Dat kan bijvoorbeeld zijn zoals eerder genoemd het ‘smalblad’ en ‘smalloof’, maar je zou het ook nog specifieker kunnen omschrijven als ‘het Denneblad’, of ‘het smalle blad van de Spar’.

De brede variant van de Cyprus zou ook kunnen worden beschrevan als ‘Cyprus blad’, of bijvoorbeeld als ‘breed Conifeerblad’. Het is maar net wat men op dat moment het meest geschikt acht. Beide bladsoorten kunnen echter standaard worden omschreven als ‘Conifeerblad’, of gewoon ‘blad’, want dat is wat ze zijn.

Dan zou je ook nog het woord ‘naaldbomen’ anders kunnen omschrijven, bijvoorbeeld ‘bomen met smalblad’, of ‘smalblad bomen’, of alle ‘smalloof soorten’, of alle ‘smalbladigen’. In het Engels bestaat overigens geen woord voor ‘naaldbomen’, dit wordt vertaald als ‘pine trees’ (denne bomen). Maar alhoewel de Thuja officieel wel tot de dennenfamilie behoort, heeft het geen smalblad. Dus dit kan verwarrend zijn!

Waardebepaling
Het betreft hier echter een mening en interpretatie. Doel van deze artikelenreeks over Coniferen is een oriëntatie en waardebepaling weer te geven. Wil men hier enige besluitvorming aan ontlenen, onderzoek en behoud het goede! Maar misschien is het wel interessant om de benoemingen eens van deze originele kant te bekijken.

Het Smalloof
Bij Dennen is het lange smalblad doorgaans pluksgewijs op de takken gegroepeerd. Hierdoor ontstaat een langwerpige massa die mede door het gevormde gebundelde gewicht van meerdere smalbladeren bij elkaar, in een boog van de tak komen af te staan. Om even in de wat oudere Nederlandse taal van weleer te duiken: daarmee wekt het een ‘goede sier’ voor de boom, een algehele indruk van een elegant weelderig, rijk bedeeld groen loof.

Het motto voor de liefhebbers van deze bomen zou daarom kunnen zijn: ‘Loof het loof!’ Interesant bij de Engelse vertaling is dat het woord voor iets ‘loven’ in de zin van bewondering en respect uiten, of iets toejuichen (ik loof, wij loven), ‘praise’ is. En het woord praise wordt op diens beurt in het Nederlands weer vertaald als ‘lof.’ Dus een merkwaardige woodspeling is het! Daarom: Loof het loof!

Herkenning
Aan het type Conifeerblad, de kegelvorm, de wijze van groei van de kegels aan de takken, en de bast, herkent men doorgaans de familie waartoe de Conifeer behoort. Maar determinatie vraagt een héél uitgebreide studie (omdat er zo’n 600 soorten zijn) en dat gaat voorbij aan deze artikelen reeks.

Dé Conifeer
Nog even over de Thuja Conifeer, deze is ingedeeld bij de Cypresfamilie (Cupressus), maar is door kwekers en tuincentra nog al eens standaard als ‘Conifeer’ betiteld, waardoor veel mensen denken dat dat dé Conifeer bij uitstek is, welke dus een breed uitwaaierend boomblad heeft. Echter, zoals eerder vermeld, er zijn zo’n 600 Conifeer soorten wereldwijd, waarvan de meeste families smalblad hebben. Het is niet volledig bekend hoeveel soorten daarvan authentiek zijn en tot de oerbossen en oorsprong der natuur behoren, en welke soorten zijn gecultiveerd.

Cultivars
Dat laatste wordt ook omschreven als ‘Cultivars’, en dit heeft betrekking op de genetisch gemanipuleerde varianten. Soms geeft de benaming of patentering van de soort daarbij een indicatie. Een Cultivar heeft doorgaans drie benamingen, in volgorde van Genus (de Geslachtsnaam), de Soort (gerelateerd aan de herkomst of specifieke eigenschappen) en dan de toegevoegde naam aan de (genetisch gemanipuleerde) creatie. Cultivars kunnen echter meestal niet regeneren en zich van nature voorplanten. Kies voor de aanplant van Coniferen daarom de originele varianten uit eeuwenoude bossen, omdat alleen deze toekomstbestendig zijn.

© 2019 | Margreet Wilschut
www.margreetotto.net

*******
Klik op een link voor het vorige of volgende deel:

CONIFEREN 1 – INTRODUCTIE
CONIFEREN 2 – FUNCTIE EN NUT
CONIFEREN 3 – BLAD EN LOOF
Lees verder:
CONIFEREN 4 – KEGELS EN STROBILI
CONIFEREN 5 – FAMILIES
CONIFEREN 6 – KWEKEN
CONIFEREN 7 – KIEMEN